Meditatie als een contemplatief onderzoek, door Arthur Zajonc

  • 2012

(Uit de tekst van dezelfde titel van de auteur)

“De langste reis is de innerlijke reis” Dag Hammarskjöld

Voordat we specifieke oefeningen gaan doen, moeten we de aard van eenzaamheid en de plaats ervan in de contemplatieve praktijk overwegen. Daarnaast behandelen we de ethische basis van meditatie, die essentieel is voor een juiste oriëntatie op het contemplatieve pad. Met deze voorbereidingen kunnen we ons dan wenden tot de diversiteit van praktijken, ten eerste die zijn ontworpen om onze psychologische gezondheid te ondersteunen en ten tweede die welke onze innerlijke blik voorbij zichzelf richten. We zullen vooruitgaan door nederigheid en eerbied te vestigen als fundamentele attitudes voor het cultiveren van innerlijke harmonie, emotioneel evenwicht en aandacht. Met deze doelstellingen bereikt kunnen we het altruïstische werk van meditatie en contemplatief onderzoek aannemen waarvan de vruchten nuttig kunnen zijn voor ons en anderen.

Dit hoofdstuk geeft een kort overzicht van het pad zoals ik het begrijp. Beschouw het als een ouverture voor de meest complete behandeling die in de volgende hoofdstukken wordt gegeven. De elementen, thema's en motieven die hier worden aangekondigd, zullen later worden uitgebreid en uitgebreid worden onderzocht. Ik zal een diepere behandeling geven van de stadia en moeilijkheden die samenhangen met de contemplatieve reis, samen met veel suggesties voor oefeningen. Wanneer we vertrekken, moeten we onthouden dat, hoewel de horizon van contemplatieve praktijk oneindig is, elke stap die we zetten al van onschatbare waarde is.


Hedendaags contemplatief onderzoek

Op 12 augustus 1904 schreef Rainer Maria Rilke aan de jonge dichter Franz Kappus over eenzaamheid:

Wanneer we het weer over eenzaamheid hebben, wordt het steeds duidelijker dat dit niet iets is dat je kunt accepteren of afwijzen. We zijn eenzaam We kunnen onszelf bedriegen en doen alsof dit niet zo is. Dat is alles. Maar hoe beter is het om te beseffen dat we, ja, zelfs voorstellen om het aan te nemen. [1]

Contemplatieve oefening betekent onder andere dat je alleen wordt geoefend. Dit betekent niet melancholische of zelfingenomen contemplatie, maar veeleer een speciale vorm van herinnering aan het verleden, bewustzijn van het heden en verbeelding van de toekomst op een manier die levengevend, duidelijk en intuïtief is. We leren behoorlijk eenzaam te zijn en brengen de diepte van onze eenzaamheid naar de wereld met gratie en altruïsme.

Daarom is het belangrijk om momenten te reserveren voor reflectie, voor contemplatieve oefeningen en voor meditatie. Het kan dertig minuten 's morgens of' s middags zijn of beide. Ongeacht de hoeveelheid tijd die wordt besteed, de vruchten van dergelijke activiteiten zijn veel en aanzienlijk. Wanneer we bijvoorbeeld oefenen om een ​​juiste relatie te vinden met de problematische gedachten en gevoelens die ons innerlijk leven bezighouden, leren we om correcte mentale oordelen en gewoonten te vormen die ons in ons dagelijks leven ten goede komen. De boze reactie die zou uitkomen
normaal gesproken van onze lippen of het geweld dat we kunnen ontketenen op onze tijdelijke tegenstander wordt onderdrukt. We hebben de dynamiek van het probleem goed leren kennen door het intern te hebben gerepeteerd, en nu betovert de echte wereldversie ons niet langer door verrassing of met onze hoede. We worden, zoals Daniel Goleman het noemt, "emotioneel intelligent" [2]. Ik kom later terug op deze en andere voordelen van contemplatieve oefening, maar het belangrijkste is dat lang nadat de oefensessie voorbij is, de vruchten ervan blijven verschijnen.

We hebben niet nodig, we zouden het echt niet moeten doen, probeer altijd te mediteren. De tijd die we ervoor reserveren in de ochtend of middag zou een begin en een einde moeten hebben. De vruchten van meditatie zullen echter alle aspecten van ons leven samenbrengen en niet alleen ons, maar ook anderen ten goede komen. Specifieke momenten toewijzen aan contemplatieve oefeningen is misschien het meest voor de hand liggende en vaak het moeilijkste deel van het werk. Het is onvermijdelijk dat zodra de tijd en plaats om te zitten gevonden zijn, een vergeten mobiele telefoon overgaat, of de kreet van een geliefd kind door de ochtendlucht en de gesloten deur gaat. Op dergelijke momenten voelen we de waarheid van het gezegde dat de afdaling naar de stilte van meditatie het tumult lijkt op te roepen.

Als we dergelijke afleidingen kunnen overwinnen, zowel extern als intern, kan de tijd die we besteden aan een praktische sessie alles veranderen. Tijd is belangrijk en onze waardering voor dat belang kan ons helpen er ruimte voor te creëren in ons drukke leven. Zeker, de contemplatieve praktijk kan ons versterken en ons helpen het tumult van het leven te kalmeren, maar het biedt ook de gelegenheid voor iets anders. Door meditatie wend ik me tot aspecten van de wereld en van mezelf die ik anders vergeet (zoals aandachtsafleiding, onnodige prikkelbaarheid en anderen), en wat Ik doe met een kwaliteit van aandacht die zeldzaam is in het normale leven. We vergeten vaak de grootheid van de wereld waarin we leven, evenals het mysterie van ons leven. De eenvoudige handeling om te stoppen met reflecteren en om ons bewustzijn zacht maar vast te houden in deze vergeten dimensies van de wereld en van ons leven is een dienst en zelfs een plicht. Stop je niet om het kind van wie je houdt te verzorgen, ook al heb je het druk? Kunnen ze niet opstaan ​​om eenzaamheid te cultiveren, wat het ware startpunt is?

Eenmaal herkend, kan stilte net zo belangrijk worden als geluid, inactiviteit even essentieel voor ons als actie. Elk element balanceert en ondersteunt het tegenovergestelde. Zodra deze heilige dimensie van ons contemplatieve werk is ontdekt, neemt het belang ervan toe en pakken we het gemakkelijker aan. Ik realiseer me dat dit werk uiteindelijk niet over mij, mijn verbetering of mijn ontwikkeling gaat. Contemplatie is veel objectiever en de waarde ervan veel reëler dan ik in het begin erkende. Mijn innerlijke activiteit tijdens het mediteren heeft een intrinsieke waarde. Aan de slag is niet alleen belangrijk voor mij, maar voor uw eigen bestwil (kwalitatief effect).

Contemplatieve oefening binnen een groep, vooral onder begeleiding van een betrouwbare en competente leraar, wordt vaak als gemakkelijker ervaren. De aanwezigheid van anderen en de inspanningen die zij leveren, lijken te resoneren met onze eigen inspanningen en verbeteren en compenseren de beperkte middelen. Toch is meditatief werk immers eenzaam werk. Het is onze zaak en geen enkele hulp kan of moet ons daarvan bevrijden. Collectieve meditatie moet geleid worden door het principe van vrijheid binnen de groep. Zolang onze individualiteit wordt geëerd, of, in de woorden van Rilke, zolang onze eenzaamheid wordt gerespecteerd en beschermd, dan kan ons werk in vrijheid met anderen een belangrijke hulp zijn.

Eenzaamheid is meer dan een sleutel tot contemplatieve oefening. Zoals Rudolf Steiner ooit zei en Rilke benadrukte, is eenzaamheid eigenlijk het belangrijkste kenmerk van onze moderne tijd, en in de toekomst zal de trend toenemen. [3] Rilke identificeerde de oorsprong van dit kenmerk met de geboorte van moderne poëzie. In zijn essay L rica Moderna van 1898, met 23 jaar, wees Rilke op 1292 als de dageraad van moderne teksten, de geboorte van poëzie Wee de literatuur zoals we die kennen. De gebeurtenis waarnaar Rilke verwijst, is de publicatie, door Dante, van zijn kleine verzameling gedichten getiteld Vita Nuova (New Life) waarin hij de wereld een beschrijving gaf van Zijn onbeantwoorde liefde voor Beatrice. Voor Rilke markeerden Dante's gedichten en zijn eenzame strijd met liefde het begin van het centrale kenmerk van het menselijk bewustzijn: eenzaamheid. "Vanaf de eerste poging van het individu om zich in het tij van vluchtige gebeurtenissen te bevinden, sinds de eerste strijd temidden van de roep van het dagelijks leven om de diepste eenzaamheid van zijn eigen wezen te horen, is er de moderne tekst geweest" (Rilke) [4 ]

Daarom zijn we "midden in de roep van het dagelijks leven" al kluizenaars en zullen dat nog lang blijven. Als moderne zielen worden we geroepen tot de 'diepste eenzaamheid van ons eigen wezen'. Onze taak is daarom niet om dit feit te ontkennen, maar om het te accepteren en met dat zekere begrip verder te gaan. Door geduldig oefenen kunnen we de stilte die we allemaal naar binnen dragen verdiepen. Verrassend, zullen we door eenzaamheid ontdekken dat er een nieuwe volheid ontstaat in menselijke relaties, en we zullen leren een nieuw soort liefde te beoefenen die kan bloeien tussen eenzaamheid. In plaats van onszelf te isoleren, zal eenzaamheid ons verbinden met de diepten van anderen op manieren die er waren
voorheen onmogelijk. [5] De liefde dat de individuele schatten - de eenzaamheid van de buurman - is het principe waarop we op een dag gemeenschappen zullen bouwen op basis van vrijheid. [6] Naarmate we verder gaan, zullen eenzaamheid en liefde onafscheidelijk zijn.

De cultivering van deugd

Toen het meditatieve aandachtsonderwijs voor het eerst vanuit Azië naar het Westen kwam, was Mossad, een Israëlische versie van de CIA, een van de eerste groepen die hiervan profiteerde. Het nut van samadhi of 'one-focus aandacht' was voor hen duidelijk. De doelstellingen waarop ze waren gericht, waren geclassificeerd. Sindsdien hebben veel militaire organisaties, basketbalteams en bedrijven contemplatieve methoden gebruikt om hun prestaties te verbeteren en stress te verminderen. Ik breng deze kwestie niet zozeer ter sprake omdat ik de geschiktheid van het onderwijzen van meditatie aan bevelen wil bespreken (vechtsporten hebben meditatie lang gecombineerd met actie), maar omdat ik wil wijzen op de scheiding tussen deugdzaamheid en contemplatieve praktijk. Meditatie, zelfs meditatieve prestaties, garandeert niet automatisch dat de mediteerder een goed moreel oordeel bezit of een ethisch leven leidt.

De verhalen in dit aspect zijn ontelbaar, zowel oud als modern. Er wordt gezegd dat de wijze Indiaan Milarepa (1052-1135) zijn wonderbaarlijke siddhi's of paranormale krachten gebruikte om een ​​hebzuchtige landeigenaar te vernietigen die zijn familieleden op een onmenselijke manier behandelde. Woedebeheersingsproblemen zijn natuurlijk al lang een belangrijk onderwerp, zelfs onder leraren. In de afgelopen jaren lijkt het erop dat bijna elke spirituele traditie wordt geplaagd door financiële of seksuele schandalen. Bekwame en goedbedoelende leraren zijn niet immuun voor deze verleidingen. Dit alles wijst op een fundamentele waarheid, dat wil zeggen dat de meditatieve praktijk waarde moet hebben als een positieve bijdrage aan de wereld, ze moet berusten op de basis van een afzonderlijke inspanning voor morele ontwikkeling. In de boeddhistische traditie wordt dit sila of 'deugd' genoemd en er wordt beweerd dat het de hoeksteen is van het nobele achtvoudige pad. Binnen deze traditie worden de praktijken van correct discours, correcte actie en het op de juiste manier de kost verdienen als essentieel voor morele ontwikkeling beschouwd. Degenen die een opleiding volgen binnen de boeddhistische traditie, moeten de voorschriften of ethische regels naleven: vijf voor lekenbeoefenaars en 227 voor een volledig gewijde monnik.

In onze tijd schendt strikte naleving van een reeks voorschriften, hoe zorgvuldig geformuleerd en goedbedoeld ook, ons gevoel van autonomie. We kunnen morele oriëntatie waarderen, maar we zijn zelf de uiteindelijke rechters van moreel oordeel geworden. We beschikken over het vermogen om, als we onze passies tot bedaren brengen, in elke situatie de juiste beslissing te onderscheiden. Toen de middeleeuwse mysticus Marguerite Porete over de deugden schreef: "Ik ga van je weg", werd ze verbrand op de brandstapel door de "ketterij van de vrije geest." [7] Ze was in haar tijd gevorderd door te verklaren dat haar liefde voor God voldoende zou zijn om haar leven te leiden. Hij bracht zijn meningen in verband met zijn vermaarde voorganger en citeerde de beroemde zin van St. Augustinus: 'Heb lief en doe wat je wilt', maar dat hielp niet. De kerk kon zich alleen maar de chaos voorstellen die zou volgen als iedereen zijn eigen gevoel van goed en kwaad zou volgen. Hoewel we met hen kunnen sympathiseren, lijkt het duidelijk dat de morele voorwaarden voor contemplatieve praktijk niet van buitenaf kunnen worden opgelegd, in zekere zin zijn we allemaal "ketters" volgelingen van de vrije geest.

In plaats van regels, kan de beoefenaar een reeks fundamentele disposities of houdingen cultiveren die tot deugd leiden. Wanneer de praktijk op deze disposities of attitudes is gebaseerd, voelt men dat een adequate morele basis is gelegd. De eerste houding is die van nederigheid . Steiner noemt nederigheid het portaal of de deur die de toeschouwer moet oversteken. [8] Hierdoor zetten we ons eigen belang opzij en erkennen we de grote waarde van onze medemensen. Nederigheid leidt tot het 'pad van eerbied'. Hier spreek ik niet over eerbied voor een persoon, maar eerder over eerbied voor de hoge principes die we proberen te belichamen. De fundamentele houdingen van nederigheid en eerbied zijn onverenigbaar met egoïsme, dat de oorzaak is van veel morele verwarring.

Hoe cultiveren we deze attitudes aan het begin van een praktische sessie? Hier moet, zoals altijd, rekening worden gehouden met het individu. Wat voor de een werkt, belemmert de ander. Voor middeleeuwse mystici was gebed een veilige ingang; Deze mediteerders gebruikten, net als velen van vandaag, de woorden van de Bijbel om nederigheid en toewijding te cultiveren. Andere moderne beschouwers vinden hun associatie met de traditionele religie echter zo problematisch dat gebed gewoon onmogelijk is. Velen vinden het pad naar nederigheid en eerbied gemakkelijker door verwondering en ontzag geïnspireerd door de pracht van de natuur. Om in de geest de nachtelijke sterrenhemel of de blauwe kluis van de hemel op te roepen, of misschien een speciale favoriete schuilplaats, zoals een rots, een boom of een rivieroever, kan ons helpen onze weg te vinden naar het portaal van nederigheid en Het pad van eerbied.

Bij veel mensen met wie ik heb gewerkt, heb ik de diepe vrede en eenvoudige vreugde gevoeld die ze ervaren bij het vinden van de plaats van innerlijke toewijding toen ze tijd besteedden aan het beoefenen van gebed of meditatie over de natuur. Ze willen vaak daar blijven en hun toewijding verdiepen, cultiveren het niet als een stap op de weg naar contemplatief onderzoek, maar als een praktijk op zich. Zoals ik later over deze mogelijkheid zal bespreken, zullen we voor onze doeleinden nu de kracht van nederigheid, eerbied en toewijding erkennen en erkennen dat deze houdingen een solide morele basis voor meditatie bieden. Het cultiveren ervan is een deugdzaamheid. Elke contemplatieve praktische sessie moet beginnen met het oversteken van het portaal van nederigheid en het vinden van het pad van eerbied.

Innerlijke wellness

Wanneer we ons voor het eerst terugtrekken uit externe activiteiten en voor de geest zorgen, zijn we verrast door de ondeugende verwarring die over het algemeen heerst. Gedachten bewegen snel en zonder controle, alsof ze uit het niets komen. Onze dagelijkse mentale planner verschijnt plotseling met drie dringende en vergeten verplichtingen die eenvoudig moeten worden genoteerd voordat we ze vergeten. Of onze geest is op weg naar een recente discussie met onze partner, en wat we hadden moeten zeggen om onszelf te verdedigen, enz. Aanvankelijk lijkt het idee dat de geest stil, helder en onder mijn controle kan zijn, een mogelijkheid op afstand, zo niet een onmogelijkheid. Lang vergeten of onderdrukte emoties komen terug; Gedachten lijken een niet te stoppen leven te hebben en nieuwe gedachten voort te brengen via een volledig eigen logica. Met de geest in deze toestand kan weinig van meditatie worden verwacht. Daarom is de initiële taak het cultiveren van een mentaal en emotioneel evenwicht of innerlijk welzijn. Zie het als interne hygiëne, als je dat wilt. Het is een essentieel en terugkerend onderdeel van de oefening en we moeten het nooit opgeven.

De classificatie van mentale aandoeningen en negatieve emoties kan zowel in de westerse psychologie als in de boeddhisten worden gevonden. Het Boeddhisme spreekt zeker over 84.000 soorten negatieve emoties! Hoewel de 84.000 zijn gereduceerd tot vijf fundamentele problemen: haat, verlangen, verwarring, trots en afgunst. [9] Een andere nuttige manier om veranderingen te organiseren is gebaseerd op een geknipt beeld van het menselijk innerlijk leven: gedachte, gevoel en wil. Elk van deze gebieden kan pathologische neigingen vertonen, die door de mediteerder kunnen worden opgemerkt en waarvoor contemplatieve oefeningen kunnen worden gegeven. De eerste orde van de zaak betreft daarom de praktijk die is ontworpen om dergelijke wijzigingen te verzachten. Hoewel er veel oefeningen van die stijl zijn, waarvan ik er een aantal in hoofdstuk 3 zal geven, is de oefening die ik hier geef gebaseerd op een oefening voorgesteld door Rudolf Steiner en verwijst naar de zorg voor onze emotioneel leven. [10]

Normaal zien we ervaringen, emoties en gedachten van binnenuit. We identificeren ons met hen. Zij zijn wij, wij zijn hen. In deze zin zijn we verstrikt in onze emoties en gedachten, en we ervaren een gevoel van persoonlijke identiteit door hen. Een dergelijke ervaring van het zelf is een illusie en een bron van problemen. De eerste oefening is daarom geselecteerd om ons enige afstand te bieden van onze eigen ervaringen, waardoor we ze van buitenaf kunnen beschouwen en er vanuit een nieuw perspectief mee kunnen werken. De ontdekking van dit nieuwe en hoge gezichtspunt is niet altijd gemakkelijk, maar als we eenmaal de weg ernaartoe kennen, kan het smalle pad naar emotionele gelijkmoedigheid ons openen en ons in staat stellen de m Het zijn intense emotionele worstelingen van het dagelijks leven vanuit het gezichtspunt waarmee we dankzij meditatie bekend zijn geworden. Ter introductie zal ik een aflevering van het leven van de Amerikaanse burgerrechtenleider, Dr. Martin Luther King, melden.

Tijdens zijn jarenlange werk ter verdediging van Amerikaanse zwarten pleitte Martin Luther King onophoudelijk voor niet-gewelddadige actie om de aandacht te vestigen op de onderdrukking van zwarten, vooral in het Zuiden (van de Verenigde Staten). Hij ontving vele bedreigingen en kreeg verschillende pogingen in zijn leven. Bij één gelegenheid werd zijn huis in Montgomery, Alabama, opgeblazen terwijl hij in een kerkelijke vergadering was. [11] De veranda en de voorkant van het huis waren zwaar beschadigd. Zijn vrouw Coretta en dochter Yoki bevonden zich destijds aan de achterkant van het huis en er raakte niemand gewond. Toen meneer King arriveerde, had een opgewonden menigte van honderden zwarte buren zich verzameld, klaar om wraak te nemen op de politieagenten daar. Zijn geliefde leider en zijn familie waren aangevallen. Geconfronteerd met de op handen zijnde mogelijkheid van een straatrel, vroeg de politie King om de menigte toe te spreken. King kwam naar wat er over was van zijn veranda, hief zijn handen op en iedereen was stil. Hij zei:

Wij geloven in wet en orde. Doe niets uitslag. Draag je wapens niet. Wie te strijken sterft ijzer sterft. Onthoud dat dit is wat God zei. Wij zijn geen voorstander van geweld. We willen onze vijanden liefhebben. Ik wil dat je van je vijanden houdt. Wees goed voor hen. Houd van hen en laat hen weten dat u van hen houdt. Ik ben niet met deze boycot begonnen. Je vroeg me om als woordvoerder te dienen. Ik wil dat in dit hele land bekend is dat als deze beweging bij mij eindigt, deze beweging niet zal eindigen. Als het bij mij eindigt, stopt ons werk niet. Welnu, wat we doen is correct. Wat we doen is eerlijk. En God is met ons.

Toen Martin klaar was, ging iedereen zonder geweld naar huis en zei "Amen" en "God zegene je." Er waren tranen op vele gezichten. King had zeker dezelfde emoties van woede gevoeld bij de poging tot zijn leven en die van zijn familieleden, maar hij was ook in staat een plek in zichzelf te vinden van waaruit hij kon spreken en handelen, van waaruit hij niet reageerde op haat met haat, maar geconfronteerd met haat met liefde.

In ons eigen leven ervaren we soortgelijke verzekeringen, hoewel zeker kleinere, maar ze kunnen ons leiden tot lange periodes van verontrustende woede en interne onrust. De contemplatieve oefening begint door uit onze ervaringen uit het verleden een gelegenheid te selecteren van haat, afgunst, verlangen, woede, enz. Het moet sterk zijn, maar niet overweldigend of te recent. Nadat we onze weg naar het portaal van nederigheid en het pad van eerbied hebben gevonden, herleven we de geselecteerde gelegenheid. Terwijl je de situatie opnieuw in je geest oproept, is het belangrijk om de bijbehorende negatieve emoties (verlangen, trots, woede ...) opnieuw te laten ontstaan. Voel hun kracht, voel de agitatie van gevoelens en de emotionele kater die, als ze vrijgelaten worden, je terug kunnen leiden naar de duistere en ongecontroleerde emoties van de oorspronkelijke situatie. Alleen door de teugels een beetje aan deze gevoelens op te geven, kunnen we oefenen met het overwinnen ervan en leren de situatie in een nieuw licht te beheersen. Wanneer emoties de controle beginnen over te nemen, zoals de komst van de woedende buren van Martin Luther King, zoek dan in jezelf een hoger terrein, zoek een plek van waaruit je in jezelf kijkt en de hele situatie. Bedek de conflicterende delen van het drama met je aandachtsveld. Voel de strijd tussen twee zelven. Ga weg van de kater van destructieve emoties en neem plaats als getuigen. Vind je weg van de mentaliteit van de menigte naar de Martin Luther King binnenin. Ervaar vanuit je nieuwe observatiepunt de innerlijke dynamiek die op het spel staat in de situatie.

Vallen onder het domein van negatieve emoties is als blind worden. Als we ons laten meeslepen door woede, verlangen of afgunst, zien we niet echt wie of wat voor ons ligt. We kunnen de spelende krachten niet beoordelen of de juiste weg inslaan. Probeer nu vanuit het nieuwe observatiepunt te zien wie er echt voor je is en welke krachten echt actief zijn. Voel tijdens het evenement het verhaal erachter en de mogelijkheid die daarbuiten bestaat. De gebeurtenissen van de dag en zeker je hele leven hebben je geleid tot ontmoeting en negatieve emoties. Het zijn factoren die kunnen worden gezien en gewaardeerd.

Als er andere mensen bij betrokken zijn, stel je ze dan op dezelfde manier voor. Ze brengen ook een verhaal en een toekomst voor de ontmoeting; ze hebben ook overdag onbekende gebeurtenissen meegemaakt. Psychoanalyseer uzelf of andere mensen niet. Integendeel, waardeer eenvoudig, sympathiek en objectief de complexiteit en meerdere dimensies van het drama dat wordt ontwikkeld. Het gaat niet om het vinden van het goede of het verkeerde, maar om compassie. De emotionele kracht van de uitwisseling, hoewel nog steeds aanwezig, wordt nu anders gezien en ervaren. Wanneer we spreken en handelen vanuit deze plaats van barmhartig begrip, zijn we beter in staat om de aanval van woede te verspreiden en te reageren op haat met liefde.

Als we in open zee varen en een storm ons treft, hoe reageren we dan? Gewoon de wind en de golven van de golven vervloeken zou zowel onrijp als ineffectief zijn. Het is veel beter om het feit van de storm te accepteren, waarover we geen controle hebben, en onze aandacht te richten op waar we wel controle over hebben, dat wil zeggen onszelf en het schip. Hoeveel zeil hadden we moeten hijsen, wat zou de koers moeten zijn, is de lading vastgebonden en de luiken gesloten? Het leven presenteert ons stormen en beproevingen. We zijn vaak niet verantwoordelijk voor het ontstaan ​​ervan, maar we dragen wel verantwoordelijkheid voor de manier waarop we ermee omgaan. Deze oefening is daarom niet bedoeld om ons emoties te legen, maar om ons door de zeeën te leiden.

Het moet duidelijk zijn dat we geen gelijkmoedigheid cultiveren om beter voorbereid te zijn op een tegenaanval, maar om een ​​gelegenheid voor begrip en verzoening te vinden. Vanuit het observatiepunt van het roer of de hoge grond konden we de onbeduidende basis voor onze afgunst of de illusoire motieven van onze verlangens ontdekken. De aldus verkregen kennis leidt niet automatisch tot de vernietiging van afgunst of verlangen. Het is veel moeilijker om onze kennis te leven dan om ze te hebben! Een goed begin is echter niet om onszelf aan onze emoties te geven, maar om te stoppen om het ego opzij te zetten, een hoger terrein te zoeken, de Martin Luther King in ons te ontdekken en zo het conflict met een veel genereuzer paar handen te handhaven. . Soms noem ik dit de Martin Luther King-oefening omdat King, hoewel hij menselijke zwakheden had, vaak leek te leven, spreken en handelen vanuit een hoge plaats voorbij het ego, een plaats die we 'het stille zelf' kunnen noemen.

De geboorte van het stille zelf

In een essay voor een studentenkrant schreef Thomas Merton over het belang van creatieve stilte, waarin men spreekt van wat hij het 'sociale zelf' noemde, dat wordt gedefinieerd door onze meerdere interacties met anderen, naar een 'ik dieper stil ”[12], de stille kapitein van het schip of de waarnemer van“ de heuvel ”. King had talloze keren de weg gevonden naar dat stille, diepere zelf, zodat hij kon spreken en handelen vanuit hem in plaats van te bezwijken voor de groepsmentaliteit. Om wakker te worden, zoals Thoureau ons aanspoort te doen, moeten we het stille zelf voortbrengen te midden van ons conventionele leven van plichten en verlangens. Het cultiveren van diep innerlijk welzijn kan leiden tot de geboorte van het stille zelf dat meestal wordt verduisterd en vergeten.

De dichter Juan Ramón Jiménez vangt het mysterie van onze diepste identiteit - ons stille zelf - in zijn gedicht "Ik ben niet ik"

Ik ben mij niet.

Ik ben dit

Dat gaat aan mijn zijde zonder dat ik het zie;

Dat ik soms zal zien,

En dat vergeet ik soms.

Hij die zwijgt, sereen, wanneer ik spreek,

Hij die vergeeft, lief, als ik haat,

Hij die loopt waar ik niet ben,

Degene die zal blijven staan ​​als ik sterf. [13]

Jiménez behandelt hier het grote mysterie van onze ware identiteit. Je kunt niet in enkele lijnen ontrafelen, maar de ervaring is onmiskenbaar. Na het portaal van nederigheid te zijn overgestoken en het pad van eerbied te hebben gevonden, brengt de geleidelijke kalmte van de geest, samen met de verbetering van aandacht, het sociale zelf tot zwijgen. In de contemplatieve ruimte die zich dan in ons opent, verdwijnt het gemeenschappelijke zelf en beginnen we te werken met wat Jimnez het niet-zelf noemt. Meestal onopgemerkt, alleen hij verdraagt, alleen hij zal blijven staan ​​als ik sterf. Dat wil zeggen, alle externe aspecten van mijn persoon (geslacht, beroep, feitelijke kennis ) zullen voorbijgaan, en alleen de niet-ik zal verdragen. In het Boeddhisme is dit de ommekeer richting een-atman of Non-Yo; in het christendom is het de ontdekking van Niet mij, maar Christus in m van St. Paul. Het is alsof we onze bewustzijnsmodus van het centrum naar de periferie hebben verplaatst, en daarbij hebben we alles opnieuw ervaren. [14] Een gebeurtenis die woede opwekte, of een ontmoeting die verlangen stimuleerde, verandert met de geboorte van het niet-zelf. Woede kan gerechtvaardigd zijn en we kunnen zelfs het gevoel van morele verontwaardiging waarderen voordat we ons tot het niet-zelf wenden. Hoewel we, zodra we het niet-zelf hebben geboren, op een andere manier omgaan met onze woede of verdriet, terwijl King met de boze menigte omging.

Rumi begon zijn leven niet als een dichter en als een dichter, maar als een wijze literatuur en islamitische filosofie. Zijn ontmoeting met de mystieke Shams-i-Tabriz op 37-jarige leeftijd begon de ingrijpende transformatie, maar het kostte de tragische dood van Shams drie jaar later., en het oncontroleerbare duel dat volgde, om de poorten van poëzie, muziek en spirituele gemeenschap wijd te openen. Rumi had vele maanden nodig om over te gaan van het zelf dat alleen het verlies zag, naar het niet-zelf of stille zelf dat een innerlijke relatie met Shams kon herontdekken, zelfs na van zijn dood Door Rumi's gedicht The Guest House te lezen, herinnert het ons aan de diepte van zijn lijden en zijn verdriet. [15]

Dit mens zijn is als het beheren van een pension.

Elke dag een nieuw bezoek.

Een vreugde, een droefheid, een teleurstelling,

wat tijdelijk bewustzijn komt

Als een onverwachte bezoeker.

Verwelkom ze en voeg ze allemaal toe,

zelfs als het een groep zinnen is,

dat gewelddadig ondergewaardeerd

de meubels van je huis.

Behandel elke gast eervol omdat

zou ruimte kunnen maken

Voor een nieuw genot.

De duistere gedachte, de schaamte, het kwaad,

ontvang ze glimlachend aan je deur

en nodig ze uit.

Wees dankbaar voor iedereen die komt

omdat ze allemaal zijn verzonden

als gidsen van verder

Todo lo que tenemos de Rumi, su poesía y su danza derviche, surgió con el nacimiento de su yo silencioso, o con el nacimiento de un yo superior que no tiene nada en común con el yo social convencional. Incluso aprendió a dar la bienvenida y tratar honorablemente la pérdida de su querido Shams. Seguramente, su encuentro con Shams –su verdadero amigo espiritual- fue “enviado como un guía del más allá”, pero también lo fue su pérdida. A partir de esa pérdida surgieron las miles de líneas que conforman su extraordinaria obra poética, el Mathnawi, conocido durante siglos como “el Qur'an in Pahlavi”.

Según mi experiencia, si hemos practicado el ejercicio Martin Luther King en la quietud de la contemplación, entonces cuando nos encontremos una situación comparable en la vida real tendremos a nuestra disposición un nuevo recurso. Aún nos enfrentaremos a nuestra némesis, tendremos esa terrible y temible confrontación, pero ahora cuando nuestras emociones surgen y la resaca empieza a arrastrarnos, nos dirigimos automáticamente a un terreno más elevado. Buscamos y encontramos el estrecho sendero que nos conduce hasta el yo silencioso, un sendero que a menudo no encontrábamos en el pasado. Cuando el violento ataque nos golpea caminamos por un sendero que hemos limpiado de emociones destructivas y ahora tiene generosidad. Como consecuencia, nuestras palabras y acciones tienen un origen distinto, un origen que busca la comprensión mutua y la reconciliación en vez de la victoria. También podemos encontrarnos que esta forma de ser en ese momento produce una respuesta similar en la persona que tenemos delante. La gente con que nos topamos puede encontrarse hablando con una generosidad poco frecuente. A veces sucede que, en lugar de violencia, puede surgir un respeto por el otro, y con ello surge un nuevo comienzo para una relación.

Esta práctica habla sólo de un aspecto problemático de la vida interior, pero puede resultar de enorme ayuda si se asume y se practica sistemáticamente. Describiré otras prácticas para el bienestar interior en el capítulo 3. A través de ellas no buscamos en último término un mero control de nuestras emociones sino transformarnos hasta tal punto que seamos generosos y compasivos por naturaleza en la vida. En vez de controlar nuestras emociones, hemos de llegar a ser personas diferentes, en las que estas características positivas sean intrínsecas. Tales cambios no suceden con rapidez. Somos un medio extraordinariamente resistente al cambio. Utilizando la metáfora de una escultura, nosotros seríamos al mismo tiempo la testaruda piedra, el cincel transformador y las manos del artista. El físico Erwin Schrödinger escribió:[16]

Y así en cada paso, en cada día de nuestras vidas, como si dijéramos, algo que hasta entonces ya poseíamos y que tenía una determinada forma, ha de cambiar, ser superado, ser eliminado y reemplazado por algo nuevo. La resistencia de nuestra primitiva voluntad está correlacionada físicamente con la resistencia de la forma existente al cincel transformador. Pues nosotros mismos somos el cincel y la estatua, conquistadores y conquistados al mismo tiempo, es una verdadera y continua “auto-conquista” (Selbstüberwindung)

Si recorremos, aunque solo sea una parte, del sendero hacia la meta de la auto-transformación, entonces el mundo a nuestro alrededor cambia también. Se ve con deleite y con un corazón firme y abierto. Nos sentimos como nutridos por una corriente oculta; tenemos paciencia y manifestamos buen juicio. El primer Salmo podría haberse escrito teniendo en cuenta esto:[17]

Dichoso el hombre

que no sigue el consejo del impío,

ni en el camino del errado se detiene,

ni en la reunión de los malvados toma asiento,

sino que en la ley divina se complace

y sobre ella medita, día y noche.

Es como el árbol plantado en los arroyos,

que da el fruto a su tiempo

y sus hojas no se secan,

en todo lo que hace tiene éxito

Meditación e Investigación Contemplativa

El ejercicio Martin Luther King se ocupaba del establecimiento de una vida interior estable y saludable, y con el nacimiento del yo silencioso o no-yo. Si falta este cimiento entonces todo trabajo ulterior será en vano, conduciendo sólo a engaños y proyecciones. Por esta razón, la preparación es esencial para toda la práctica contemplativa subsiguiente. Porque la práctica contemplativa no se ocupa exclusivamente, ni siquiera fundamentalmente de nuestros problemas, falta de atención y aflicciones, por muy importantes que puedan resultar para nosotros
personalmente. En el centro de la práctica está la meditación adecuada, que se ocupa de aquello que tiene valor para todos los seres humanos. Quizás mejor dicho, se ocupa de la verdadera naturaleza de las cosas.

Nosotros comprendemos que las leyes de la geometría de Euclides no dependen ni de mí ni de mis preferencias. Asimismo, los descubrimientos de la ciencia son verdaderos en todos los países y en todos los tiempos, de otro modo los medicamentos antivirales y los teléfonos móviles no funcionarían en África como funcionan en América. El mundo no está organizado alrededor de mí, sino que tiene entidad propia. Cuando profundizamos en los ejercicios diseñados para promover la higiene interior, meditamos sobre la forma de ser de las cosas. Buscamos aquello que trasciende nuestros problemas personales. Esto no implica que nos desinteresemos de la condición humana, sino que dejamos a un lado los problemas particulares que afrontamos. Buscamos, a través de la meditación, confrontarnos con lo profundo y lo elevado, las realidades espirituales y morales que subyacen a todas las cosas.

Yo veo esto como una progresión. Habiendo entrado a través del portal de la humildad, habiendo encontrado el sendero de la reverencia, habiendo cultivado una higiene interior, y habiendo dado nacimiento al yo silencioso, emprendemos la meditación correcta. En la meditación nos movemos a través de una secuencia de prácticas que comienza con la simple captación contemplativa y después profundiza esa captación hasta la investigación contemplativa sostenida, que con buena voluntad puede conducir al conocimiento contemplativo.

Aunque requiere objetividad igual que la ciencia convencional, la investigación contemplativa difiere de la ciencia en un aspecto muy importante. Donde la ciencia convencional se esfuerza por desvincularse o distanciarse de la experiencia directa por el bien de la objetividad, la investigación contemplativa hace exactamente lo contrario. Busca el compromiso con la experiencia directa, una participación mayor y más plena en los fenómenos de la consciencia. Logra la “objetividad” de una manera distinta, esto es, a través del auto-conocimiento y lo que Goethe denominó en sus escritos científicos un “delicado empirismo”[18]

Después de trabajar higiénicamente sobre sus distracciones mentales y la inestabilidad emocional, el practicante aleja su atención del yo y la dirige a un conjunto de pensamientos y experiencias que van más allá de la vida personal. Las formas y contenidos posibles de la meditación en esta etapa son infinitamente variados. Las meditaciones pueden basarse en palabras, en imágenes, en captaciones de los sentidos, etcétera. Cada uno de estos aspectos tiene algo especial que ofrecernos, y cada uno de ellos será descrito en el capítulo 4. Escogiendo una sencilla flor de este hermoso ramo, podemos dirigirnos hacia la excepcional literatura espiritual de todos los tiempos, oa los poetas y sabios que han dado expresión a pensamientos y experiencias que tienen valor universal. Encontramos en ellos multitud de recursos para la meditación. Por ejemplo un pasaje de la Biblia o del Bhagavad Gita, o una línea de un poema de Emily Dickinson, puede utilizarse como tema de meditación.

Tomad por ejemplo las palabras atribuidas a Tales y que se dice que se inscribieron en el muro del Templo de Delfos: “¡Hombre, conócete a ti mismo!” Al principio este mandato parece sumergirnos de nuevo en nosotros mismos, pero este no es necesariamente el caso. Podemos acoger estas palabras de forma que se dirijan a la condición humana en general y no a nosotros en particular. Al comenzar la meditación, podemos simplemente pronunciar las palabras, repitiéndolas una y otra vez. Entonces podemos profundizar para “vivenciar las palabras”, manteniendo cada una de ellas en el centro de nuestra atención. Con cada palabra o frase hay una imagen o concepto asociado. Nos abrimos camino hacia delante y atrás repetidamente entre la palabra, la imagen y el concepto. Las palabras conocer y ti mismo, por ejemplo, asumen un car cter multifac tico, con muchas capas, incluso infinito. El verso ol nea meditativa es como una estrella en el horizonte, infinitamente lejana pero proporciona orientaci ne inspiraci n.

A causa de su riqueza existen innumerables formas de trabajar con cada meditaci n. Por ejemplo, primero pronuncio lentamente la frase varias veces de manera interior, pronunci ndola silenciosamente para m mismo. Le dedico a cada palabra toda mi atenci n, sintiendo su significado particular. Una vez que he centrado mi atenci n en estas palabras, Hombre, con cete a ti mismo!, desplazo entonces la voz que habla, de tal forma que las palabras sean pronunciadas desde fuera de la periferia, como si provinieran de los lejanos confines del espacio o de las atalayas, del cielo, y de la tierra. Las palabras se me dirigen; son una llamada desde el entorno m s amplio que me rodea. La llamada se dirige espec ficamente am como ser humano. Es una llamada al auto-conocimiento. Escucho la llamada, hago una pausa, y asumo el mandato.

Me dirijo primero hacia m mismo como ser humano f sico. Siento el aspecto terrenal, substancial de mi ser: mi cuerpo f sico. Comienzo con mis extremidades, mis manos y brazos, mis pies y piernas. Puedo incluso moverlas ligeramente para sentir su presencia f sica con mayor plenitud. Entonces me centro en mi secci n media, mi pecho y mi espalda. Siento mi respiraci ny mi latido. Estos tambi n forman parte de mi naturaleza f sica. Finalmente me centro en mi cabeza, que descansa tranquilamente en lo alto de mi cuerpo; su s lida forma redonda alberga los sentidos, cerrados ahora al mundo. Las extremidades, el torso y la cabeza forman el ser humano f sico. Me imagino cada uno de ellos y su relaci n mutua. Conozco al ser humano f sico. Descanso durante un tiempo con esta imagen y experiencia en mi interior.

Despu s me dirijo a la vida interior de pensamientos, sentimientos e intenciones. Siento c mo mi voluntad se deja llevar misteriosamente. Mis intenciones para pensar o actuar culminan, a trav s de formas que me son desconocidas, en un flujo coordinado de movimiento. Vivo en esa actividad, que puedo dirigir. Es parte de mi naturaleza. Adem s tengo una vida plena de sentimientos. Los sentimientos de simpat ao antipat a, de agotamiento o alerta, de excitaci no remordimiento est n presentes en mi interior. Siento la importancia que tienen para m, cu nto en mi vida est determinado por ellos o se refleja en ellos. Normalmente s lo soy parcialmente consciente de su importancia ys lo los controlo parcialmente. Su dominio se halla parcialmente velado aunque abierto a mi inter sy respondiendo a mi actividad. Estos sentimientos constituyen una parte de mi naturaleza en no menor medida que mi cuerpo f sico. Finalmente me dirijo a mis pensamientos. Mi vida de pensamiento es a la vez mi vida y adem s participa en algo que me trasciende. Me puedo comunicar con otras personas, compartir mis pensamientos con ellas. Esto indica algo universal en el pensamiento: como todos los demás, participo en una corriente universal de actividad pensadora. Sé, gracias a haberlo vivenciado interiormente, que el pensamiento es parte de mi naturaleza.

Los tres –pensamiento, sentimiento y voluntad- se entrelazan para formar un solo yo. Todos y cada uno de los pensamientos de mi meditación (a menos que me haya distraído) han sido premeditados, intencionados, y siento el flujo y el reflujo de sentimientos asociados con cada pensamiento. De estos pensamientos bien pueden resultar acciones. Los tres forman una unidad natural. Son como las extremidades, el tronco y la cabeza: separables aunque en realidad se encuentran entrelazados. Los tres son necesarios. Los tres son yo. Tranquilamente vivo en los tres y en el uno.

Finalmente, dirijo mi atención lejos del cuerpo, incluso lejos de mis pensamientos, sentimientos e intenciones. Dirijo mi atención a una presencia o actividad que anima pero trasciende todo esto. Se enciende en el pensamiento pero no es el contenido de pensamiento que vivencio. Este tercer aspecto de mí mismo es el más esquivo e invisible, y aun así siento que es el aspecto esencial y universal que es verdaderamente yo y no sólo yo. Sólo lo siento en su reflejo. Podría considerarse mi Yo, pero en una forma que no tiene género ni edad ni posee ninguna característica particular. Sin él sólo sería cuerpo y mente, materia física, sentimientos, pensamientos y hábitos, pero faltarían mi originalidad y mi genio. En el lenguaje de las reflexiones matutinas de Thoureau, estaría condenado a dormir para siempre, porque sólo este ser tiene la posibilidad de despertarme a una vida poética y divina. Al dirigir mi atención hacia este yo silencioso siento los indicios de un Yo que es un no-yo. Lo reconozco también como parte de mí, o quizás yo soy parte de él.

Entonces reúno los tres aspectos –cuerpo, alma y espíritu- en el espacio de mi meditación. Todos ellos conforman el yo; cada uno es real y está presente. Siento su presencia, su realidad, por separado y juntos. Mantengo este sentimiento el mayor tiempo posible, y entonces con una clara intención, vacío mi consciencia de estas imágenes e ideas. Me vacío completamente, pero mantengo mi atención abierta y viva silenciosamente en el espacio meditativo así preparado. He dado forma al vacío con mi actividad. Ahora que el espacio de mi meditación está vacío de mi contenido, de mis pensamientos y sentimientos, puedo mantener una atención abierta sin expectativas y sin tratar de captar nada. Sin tratar de ver o escuchar, sin embargo, puedo sentir o vivenciar algo reverberando en ese espacio, haciéndose sentir durante un tiempo más o menos largo, cambiando y después desapareciendo. Esperando, sin tratar de captar nada, uno se siente agradecido. En las palabras del Tao Te Ching, [19]

¿Tienes la paciencia de esperar

hasta que tu lodo se deposite en el fondo

y el agua sea clara?

¿Puedes permanecer inmóvil

hasta que la acción correcta

surja por sí misma?

El Maestro no busca el éxito.

No busca, no espera.

Él está presente y puede dar la bienvenida a todo.

He aprendido a dar la bienvenida a todas las cosas. Una profunda paz se establece en el cuerpo y en la mente. Descanso dentro de esa paz con gratitud. Sintiendo que la meditación está completa, regreso.

En la meditación nos movemos entre la atención enfocada y la atención abierta. Entregamos nuestra plena atención a las palabras individuales del texto que hemos elegido, ya sus imágenes y significados asociados. Entonces avanzamos hacia la relación que mantienen entre ellos de tal forma que se vivencia un organismo vivo de pensamiento. Dejamos que esta experiencia se intensifique al mantener el conjunto de pensamientos interiormente ante nosotros. Puede que necesitemos volver a pronunciar las palabras, elaborar las imágenes, reconstruir los significados, y sentir de nuevo su interrelación para encontrar apoyo e intensificar la experiencia. Después de un período de vívida concentración sobre el contenido de la meditación, liberamos el contenido. Aquello que sujetábamos se ha ido. Nuestra atención se abre. Estamos completamente presentes. Se ha preparado intencionadamente un espacio psíquico interior, y permanecemos en ese espacio. Esperamos, sin expectativas, sin esperanza, tan sólo presentes para recibir lo que pueda o no surgir dentro de la quietud infinita. Si una tímida, naciente experiencia emerge en el espacio que hemos preparado, entonces la recibimos con gratitud y con delicadeza: sin ansia, sin buscarla.

Veo esto como una especie de “respiración” de la atención. Primero permanecemos enfocados atentamente sobre un objeto de contemplación, pero después el objeto es liberado y mantenemos nuestra consciencia abierta, sin enfocar. Estamos respirando, no aire, sino la luz interior de la mente, lo que yo llamo respiración cognitiva . En ella vivimos en un tempo lento, alternando entre la atención enfocada y la apertura. Cuando respiramos la luz de la atención, sentimos un cambio en nuestro estado de consciencia durante la meditación. Se pueden presentar sentimientos de expansión y de unión, de vitalidad y movimiento. Tales sentimientos pueden hacerse especialmente evidentes durante la fase de atención abierta.

Mientras caminaba a través del Boston Common en un estado de reflexión, Ralph Waldo Emmerson describió su experiencia interior en vívidos términos: “ mi cabeza bañada por el despreocupado aire y elevada al espacio infinito, todo mezquino egoísmo se desvanece. Me convierto en un ojo transparente; no soy nada; lo veo todo; las corrientes del Ser Universal circulan a través de mí”.[20] En este famoso pasaje Emmerson escribe acerca de la participación en una realidad más abarcante que él mismo, que llega más allá del pequeño ego de la consciencia convencional. Su yo social, su persona, se ha desvanecido y las corrientes del Ser Universal circulan a través de él. La experiencia de Emmerson sitúa ante nosotros el complejo asunto de la experiencia contemplativa.

El Viaje de Regreso

El viaje de regreso es tan importante como el viaje de ida. Habiendo vivenciado nuestra salida a través de las palabras “¡Hombre, conócete a ti mismo!”, podemos pronunciarlas una vez más interiormente cuando estamos regresando. Cuando escuchamos por primera vez estas cinco palabras, su plenitud aún no era evidente, pero ahora que las hemos meditado, una profundidad o aura de significado las impregna. En el viaje de regreso escuchamos las palabras de una manera diferente; portan consigo capas de vivencias e imágenes. Buscamos integrar esa riqueza de experiencias en nuestras vidas según regresamos a casa.

Hemos nacido en una vida de servicio y trabajo. Dit is belangrijk La meditación no es ninguna evasión. Sólo es una preparación para la vida. Regresamos a nosotros mismos con mayor profundidad, más despiertos, y reafirmados por nuestro contacto con lo infinito, con los misterios de nuestra propia naturaleza, con lo divino. Si nuestra meditación ha tenido éxito, podemos incluso ser reticentes a regresar. Tal reticencia, sin embargo, no se halla en consonancia con los fundamentos morales del amor y el altruismo que establecimos al comienzo. Los frutos de la vida meditativa no son para que los acaparemos, sino para compartirlos. La contemplación se emprende adecuadamente como un acto desinteresado de servicio, y así el regreso es la verdadera meta. Si hemos vivido rectamente en el sagrado espacio de la meditación entonces seremos más aptos, más intuitivos para la vida y la amaremos aún más.

Si entramos a través del portal de la humildad, entonces salimos a través del portal de la gratitud. Hay un número infinito de maneras de decir gracias. De ese modo también existen incontables formas de cerrar una sesión meditativa. En la tradición Budista uno sella la meditación al dedicar sus frutos al beneficio de todos los seres que sienten, para que puedan liberarse del sufrimiento. En otras tradiciones uno cierra con una plegaria de gratitud, como el Salmo 131:[21]

Mi corazón, Señor, no es altanero,

ni mis ojos altivos.

No voy tras lo grandioso,

ni tras lo prodigioso, que me excede,

mas allano y aquieto mis deseos,

como el ni o en el regazo de su madre:

como el ni o en el regazo,

as est n conmigo mis deseos.

La Experiencia Contemplativa

Con la pr ctica contemplativa aparece la experiencia contemplativa, esta puede ser del tipo experimentado por Emmerson o puede tener mir adas de otras variantes. Qu hemos de hacer con tales experiencias?

Las tradiciones contemplativas asumen un amplio conjunto de puntos de vista en relaci n con el significado de las experiencias vividas durante la meditaci n. Cu l es la actitud adecuada del meditador hacia tales experiencias? En un extremo tenemos las palabras del siglo XVI de San Juan de la Cruz, que fue un profundo meditador. Despu s de relatar con extraordinaria precisi n una lista de experiencias contemplativas, recomienda que nos alejemos de todas esas distracciones, que nos desv an de la tarea principal, tal como l la ve a, el establecimiento de la fe.

Debemos desencumbrar el intelecto de estas captaciones espirituales gui ndolo y dirigi ndolo a trav s de ellas hasta la noche espiritual de la fe. Una persona no debiera guardar o atesorar las formas de estas visiones impresas en l, ni debiera tener el deseo de aferrarse a ellas. Al hacerlo, lo que habita en su interior le entorpecer a (aquellas formas, im genes, y figuras de personas), y no viajar a hasta Dios a trav s de la negaci n de todas las cosas Cuanto m s desea uno la oscuridad y la aniquilaci n de s mismo en relaci n con todas las visiones, exterior o interiormente perceptibles, mayor ser la infusi n de fe y consecuentemente de amor y esperanza, ya que estas virtudes teol gicas aumentan unidas.[22]

San Juan de la Cruz por tanto aboga por que abracemos la profunda y oscura noche de la fe.

Por otra parte, las tradiciones Gnósticas y místicas de todos los pueblos han atesorado la iluminación de la consciencia por medio de la meditación y los conocimientos que se derivan de la experiencia contemplativa. Se pueden hallar textos relativos a estas experiencias en cada cultura indígena y en toda tradición de fe. El psicólogo de Harvard, William James buscó a aquellos que habían tenido sólidas experiencias místicas, y escribió sobre la importancia de una ciencia de esas experiencias. La detallada presentación de Rudolf Steiner de sus propias experiencias, constituye un extraordinario ejemplo de meditador moderno, científicamente orientado y filosóficamente entrenado, que escribe y habla directamente a partir de su experiencia meditativa. Me sitúo dentro de este linaje contemplativo y creo que puede derivarse mucho provecho del trabajo contemplativo continuado. El valor potencial de las experiencias contemplativas –no sólo para el meditante, sino también para la sociedad- requiere que nos tomemos estas experiencias meditativas con gran seriedad.

Para que la investigación contemplativa ocupe su lugar entre los caminos más apreciados por la humanidad para llegar hasta el conocimiento verdadero, muchas personas deben asumir sus métodos, aplicarlos con cuidado y consistencia, y comunicarse sus experiencias entre ellas hasta alcanzar un consenso. Las etapas de la investigación contemplativa incluyen todas aquellas que he descrito desde el fundamento moral de la humildad y la reverencia, pasando a través de la higiene, hasta la meditación sobre un determinado contenido. Ese contenido puede ser un tema de investigación o una pregunta. Describiré con mucha más profusión en capítulos posteriores el ámbito y prácticas de la investigación contemplativa tal como yo la veo, pero resumiendo, sería aplicar la respiración de la atención a la investigación que uno lleva a cabo. Creo que de una manera informal e inconsciente ya es parte del proceso de descubrimiento de los individuos creativos.

Mientras San Juan y los Budistas tienen razón al alertarnos en relación con los peligros de apego a los estados alterados de consciencia oa las extraordinarias experiencias, podemos cultivar una orientación saludable, desapegada. El problema potencial es nuestra actitud, y no las experiencias en sí. Es por tanto de suma importancia crear una relación correcta con la experiencia contemplativa, para que no se convierta en una distracción de la meta principal. En particular, uno debería abstenerse de explotar las experiencias o incluso de interpretarlas prematuramente. La actitud más saludable es la de la simple aceptación, tratando tales experiencias como fenómenos inesperados cuyo significado se nos revelará en su momento, pero que no necesitan ser comprendidas inmediatamente. Las experiencias vivenciadas durante la meditación pueden ser novedosas y maravillosas, y podemos observarlas apreciativamente, pero deberíamos abstenernos de hablar de ellas excepto con un profesor, colega o amigo de confianza. En las etapas más avanzadas de la práctica meditativa, el significado se une a la experiencia, pero al principio usualmente no. Con esto quiero decir que practicar más allá de lo que he descrito en este capítulo puede profundizar tanto nuestro compromiso que surja un conocimiento claro como parte integral de nuestra meditación. Estamos en el sendero del conocimiento, pero se necesita sobre todo paciencia, y al egocentrismo, que aspirábamos a dejar detrás en el
primer portal hacia la meditación, no se le debiera permitir que enturbie aquí nuestra visión. Los pormenores de estas prácticas se describirán hacia el final de esta obra.

Mientras que la vida meditativa es diferente para cada persona, los elementos clave son comunes para la mayoría. Como he enfatizado, debemos establecer el fundamento moral correcto para la meditación mediante el cultivo de las actitudes de humildad, reverencia y altruismo. El verdadero fundamento para la vida meditativa es el amor. Una vez que caminamos a través del portal de la humildad, pronto descubriremos el tumulto de nuestra vida interior y la necesidad de ocuparnos de él. Se emprenden ejercicios para controlar y en último término transformar el caos de la mente en un estado de calma y claridad dentro del cual un nuevo sentido del yo –el yo silencioso- puede emerger. No necesitamos esperar a lograr completamente esto (si lo hiciéramos, esperaríamos para siempre) para comenzar a meditar sobre los sublimes pensamientos de las escrituras, los misterios de la naturaleza, nuestra propia constitución humana, o los temas de investigación con los que estamos ocupados. Finalmente, debemos regresar a la vida como seres plenamente encarnados, integrando nuestras experiencias contemplativas en la vida cotidiana, con gratitud por el tiempo y las experiencias que se nos han regalado… y conscientes de que nuestro trabajo en la vida se enriquecerá con ello. Cada día retomamos el paciente trabajo de renovación. Como Thoureau escribió, “Dicen que en la bañera del Rey Tching-thang estaba grabada la siguiente leyenda: 'Renuévate a ti mismo por completo cada día, hazlo una y otra vez, y por siempre de nuevo'”.[23]

Arthur Zajonc

Traducido por Luis Javier Jiménez

Equipo Redacción Revista BIOSOPHIA



[1] Rilke, carta del 12 de agosto de 1904 a Franz Kappus, traducción de Stephen Mitchell, Letters to a Young Poet (Cartas a un Joven Poeta) (New York: Vintage, 1986), p. 87; o en alemán en Von Kunst und Leben, p. 159.

[2] Daniel Goleman, Emotional Intelligence ( Inteligencia Emocional ) (New York: Bantam Books, 1995)

[3] Rudolf Steiner, Die Verbindung zwishen Lebenden und Toten, Gesamtausgabe 168 (Dornach, Suiza: Rudolf Steiner Verlag, 1995), pp. 94-95.

[4] Rainer Maria Rilke, “ Moderne Lyrik” en Von Kunst und Leben (Frankfurt am Main: Insel Verlag, 2001), p. 9 (traducción de Arthur Zajonc).

[5] Thomas Merton, “Love and Solitude”, Love and Living, (“Amor y Soledad”, El Amor y la vida), ed. Naomi Burton y Brother Patrick Hart (New York: Harcourt Brace, 1985).

[6] Arthur Zajonc, “Dawning of Free Communities for Collective Wisdom” (El Amanecer de las Comunidades Libres para la Sabiduría Colectiva”:

http://www.collectivewisdominitiative.org/papers/zajonc_dawning.htm

[7]Marguerite Porete, The Mirror of the Simple Soul in Medieval Writings on Female Spirituality (El Reflejo del Alma Sencilla en los Escritos Medievales sobre la Espiritualidad Femenina), ed. Elizabeth Spearing (New York: Penguin 2002), p. 120 y siguientes.

[8] Rudolf Steiner, Cómo Conocer los Mundos Superiores (Hudson, NY: Editorial Rudolf Steiner, p. 18.

[9] Daniel Goleman, Destructive Emotions (Emociones Destructivas) (New York: Bantam Books, 2003), p. 78; B. Alan Wallace, Tibetan Buddhism from the Ground Up (Budismo Tibetano desde lo Básico) (Boston: Wisdom Publication, 1993), Capítulo 5.

[10] Rudolf Steiner, Cómo Conocer los Mundos Superiores, Editorial Rudolf Steiner.

[11] Martin Luther King Jr. The Autobiography of Martin Luther King Jr., ed. Clayborne Carson (New York: IPM/Warner Books, 2001), Capítulo 8.

[12] Thomas Merton, reimpreso en Bulletin of Monastic Interreligious Dialogue (Boletín de Diálogo Interreligioso Monástico), nº 67, Agosto de 2001. También online en www.monasticdialog.com/bulletins/67/merton.htm

[13] Juan Ramón Jiménez, herederos de Juan Ramón Jiménez.

[14] El lenguaje nos falla al tratar de describir el no-yo. Como en la teología negativa o la via negativa, los peligros asociados a describir los atributos positivos de un yo superior son insalvables.

[15] Rumi:The Book of Love ( Rumi: El Libro del Amor ), trad. Coleman Barks (New York: Harper Collins, 2003), p. 179

[16]Erwin Schrödinger, What is Life? Mind and Matter (¿Qué es la Vida? Mente y Materia) (Londres: Cambridge University Press, 1967), p. 107.

[17] Stephen Mitchell, The Enlightened Heart (El Corazón Iluminado) (New York: Harper & Row, 1989), p. 5.

[18] Más sobre la ciencia de Goethe en Goethe's Way of Science (La Forma de Ciencia de Goethe), de David Seamon y Arthur Zajonc, (Albany, NY: SUNY Press, 1998) o The Wholeness of Nature (La Completitud de la Naturaleza), de Henri Bortoft, (Hudson, NY: Lindisfarne Press, 1996).

[19] Stephen Mitchell, Tao Te Ching (New York: Harper Collins, 1998), p. 15.

[20] Ralph Waldo Emmerson, “Nature 1836”, Selected Essays (Ensayos Escogidos) editado por Larzer Ziff (New York: Penguin Books, 1992), p. 39.

[21] Salmo 131, La Biblia, editorial Herder, 2005.

[22] San Juan de la Cruz, El Ascenso del Monte Carmelo, Capítulo 23.

[23] Thoreau, Walden and Civil Disobedience (Walden y la Desobediencia Civil), p. 60.

> VISTO EN rebistabiosofia.com

Volgende Artikel